Via social media en instanties krijg je legio opvoedtips onder ogen. Time-out, time-in, straffen, belonen… Maar wist je hoe krachtig je taalgebruik is bij de opvoeding? Je kunt je kind een rotgevoel geven met sarcastisch of negatief taalgebruik, maar je kunt het natuurlijk ook heel positief inzetten! Met onderstaande 8 tips zal je merken wat je allemaal kunt verbeteren aan de sfeer in huis én het zelfvertrouwen van je kind.
1. ROZE OLIFANT – ZEG VOORAL WAT JE WÉL WILT
Vermijd het woordje ‘niet’. Wen jezelf eraan om zinnetjes als ‘niet rennen’ en ‘niet met de afstandsbediening spelen’ om te buigen. Benoem gewoon wat je wél wilt: ‘rustig lopen’, ‘laat de afstandsbediening maar liggen’. Dit heeft te maken met die beruchte roze olifant waar je niet aan mag denken: hoe kun je daar níet aan denken als je er eerst automatisch een beeld van maakt in je hoofd? Het menselijk brein negeert in zo’n geval het woordje ‘niet’. En kijk maar eens hoe bovenstaande opdrachten klinken als je ‘niet’ weglaat…
2. ‘MAAR’ MAAKT MEER KAPOT DAN JE LIEF IS
Vergelijk eens met elkaar:
– ‘Je hebt het mooi gemaakt, maar het moet wel wat meer binnen de lijntjes’
– ‘Je hebt het mooi gemaakt, én probeer volgende keer wat meer binnen de lijntjes te kleuren’
Hoor je het verschil? Het woordje ‘maar’ zorgt ervoor dat alles wat je daarvóór hebt gezegd zijn kracht verliest. En dat is zonde! Zeg in plaats daarvan gewoon ‘én’.
3. DOEN WERKT BETER DAN PROBEREN
‘Probeer nog een paar hapjes te eten’, ‘Probeer eens wat meer je best te doen’. Als je het woordje ‘proberen’ gebruikt, suggereer je dat er een kans is dat het niet lukt. Dat willen we niet. Wees direct, zeg gewoon wat je van je kind verwacht. Maak het nog wat duidelijker met uitleg waarom je het wilt, en prijs je kind als het doet wat je van hem of haar verwacht. Dus ‘Eet nog een paar happen, dan heb je straks geen honger in bed’, ‘Doe je best, dan zul je zien dat het beter gaat!’.
4. IS HIJ VERVELEND OF DÓET HIJ VERVELEND?
‘Je bent vervelend zeg’,’Je bent slordig met je werkjes’, ‘Je bent gemeen tegen je zusje’. Vergelijk dat eens met ‘Je doet vervelend vandaag’, ‘Je maakt je werkjes slordig’ en ‘Je doet gemeen tegen je zusje’. Als je ‘jij bent’ gebruikt, ben je op identiteitsniveau aan het praten, je kind ís dat wat je zegt. Je kunt wel raden wat zoiets met het zelfbeeld doet. Dan is ‘je doet’ veel passender en minder schadelijk. Je kunt ‘jij bent’ natuurlijk wel heel scheutig gebruiken bij complimentjes: ‘je bent creatief’, ‘je bent stoer’, ‘wat ben je toch een doorzetter’. Dat zijn etiketten die enorm versterkend werken.
5. WAAROM DEED JE DAT?
Krijg jij een bevredigend antwoord na een waarom-vraag? Op de een of andere manier komt ‘waarom’ heel aanvallend over, en schiet de ander in de verdediging of in de ontkenning. Bovendien gebeurt het vaak dat een kind helemaal niet kan benoemen ‘waarom’ hij iets deed. Als je vraagt: ‘Hoe komt het dat je dat deed’ is het net of je een ander deurtje in de hersenen opent, dan zul je zien dat je vaker wél een antwoord krijgt waar je wat aan hebt.
6. ZOEK DE UITZONDERINGEN
Woorden als ‘altijd’, ‘nooit’, ‘iedereen’ en ‘niemand’ kloppen vaak niet. Wees daar dus zuinig mee. Een kind doet niet ‘altijd’ vervelend, en ‘je luistert nooit’ is ook onwaarschijnlijk. Er zijn altijd uitzonderingen. In plaats van deze grote woorden, kun je beter focussen op de uitzonderingen: wanneer doet een kind níet vervelend, en wanneer luistert het kind wél? Dat zijn de momenten die je moet uitvergroten, zodat je er meer van gaat zien.
7. ALLERGIE OP ‘MOETEN’
Ik ben zelf lange tijd allergisch voor het woordje ‘moeten’ geweest en riep dan theatraal ‘ik moet niks!’. Het kan als een rode lap werken, ook op kinderen. In plaats van ‘je moet nu je tanden poetsen’ kun je beter zeggen ‘poets nu je tanden, dan blijven ze gezond’.
8. WEES DUIDELIJK EN DIRECT
Gebruik korte zinnen. ‘Moet ik nou voor de zoveelste keer vragen of je je schoenen aan doet? Denk je dat ik niks beters te doen heb dan de hele dag vertellen wat jij moet doen? Hoe denk je dat ik me daarbij voel?’. Soms kun je bij zo’n uitval van alles erbij halen. Dan gaat een kind ‘uit tunen’… zeker als je met pubers te maken hebt. Je kunt beter zeggen: ‘Schoenen aan’ en het daarbij houden.